Elke jurist, van eerstejaarsstudent Rechten tot doorgewinterde advocaat, kent het beroemde artikel 1382 van het Oud Burgerlijk Wetboek. Maar zoals alles in het recht, evolueren ook de fundamenten.
Met de wet van 7 februari 2024 werd een nieuw tijdperk ingeluid: op 1 januari 2025 namen we officieel afscheid van artikel 1382 en verwelkomen we boek 6 van het Burgerlijk Wetboek omtrent buitencontractuele aansprakelijkheid.
Wat verandert er?
De 3 pijlers blijven behouden: fout, schade en causaal verband blijven de kernprincipes van aansprakelijkheid. Wat wél verandert, is de structuur en toegankelijkheid van het recht. Waar voorheen losse bepalingen en rechtspraak de leidraad vormden, is er nu een duidelijke en systematische wettelijke basis. Dit brengt enkele belangrijke wijzigingen met zich mee:
- Afschaffing van het samenloopverbod: Boek 6 maakt een einde aan de samenloopsproblematiek en heft de bestaande cassatierechtspraak op. Dit brengt met zich mee dat een benadeelde die schade lijdt door een fout van een medecontractant er voortaan voor kan kiezen of hij een vordering instelt op basis van contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid.
- Gelijke behandeling van rechtspersonen: Artikel 6.4 BW maakt geen onderscheid meer tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Tenzij de wet anders bepaalt, zijn de bepalingen van boek 6 van toepassing op zowel private en publieke rechtspersonen als natuurlijke personen.
- Geen aparte aansprakelijkheid voor gebouwen: De aansprakelijkheid van de eigenaar voor instortende gebouwen, voorheen geregeld in artikel 1386 oud BW, wordt niet langer apart behandeld. Dit valt nu onder de algemene aansprakelijkheid voor zaken (art. 6.16 BW).
- Uitvoeringsagenten minder beschermd: Artikel 6.3 BW maakt het mogelijk voor een bouwheer om vanaf 1 januari 2025 een rechtstreekse vordering in te stellen tegen een onderaannemer op buitencontractueel vlak. Dit betekent dat de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent verdwijnt.
- Onderwijzers niet langer apart behandeld: De aansprakelijkheid van onderwijzers, voorheen geregeld in artikel 1383, lid 4 oud BW, wordt geïntegreerd in de bredere regeling voor personen die een duurzaam toezicht hebben op anderen (art. 6.14 BW).
- Strengere ouderlijke aansprakelijkheid: Ouders worden nu foutloos aansprakelijk gesteld voor schade veroorzaakt door hun kinderen jonger dan 16 jaar. Dit versterkt de preventieve werking en zorgt voor een betere bescherming van benadeelden.
- Meer nadruk op preventie: De rechter krijgt de bevoegdheid om preventieve maatregelen op te leggen om bijkomende schade te voorkomen. Zo bepaalt artikel 6.28 BW dat benadeelden de gemaakte kosten om schade te vermijden, kunnen terugvorderen.
Overgangsregeling: geen paniek!
Voor wie zich zorgen maakt over de toepassing van de nieuwe regels, biedt de wet van 7 februari 2024 een duidelijke overgangsregeling. Artikel 44 van deze wet bepaalt dat boek 6 alleen van toepassing is op feiten die zich hebben voorgedaan nà de inwerkingtreding op 1 januari 2025. Voor schadegevallen die dateren van vóór die datum, blijft het oude recht gelden, zelfs als de gevolgen zich uitstrekken tot na de inwerkingtreding van de wet. Dit moet rechtsonzekerheid en juridische betwistingen vermijden.
Of artikel 6.5 net zo iconisch zal worden als zijn voorganger? Dat zal de toekomst uitwijzen. Maar één ding is zeker: het recht evolueert, en wij evolueren mee. Vaarwel artikel 1382, welkom artikel 6.5!